Algemeen:
Het damhert behoort tot de familie Herten. Gemeenschappelijke kenmerken van herten zijn dat de mannetjesdieren (behalve rendieren) een gewei dragen dat jaarlijks wordt afgeworpen en opnieuw en groter aangroeit. Ook zijn het herkauwers. Een mannetje bij de hertenfamilie heet hert of bok (ree), een vrouwtje hinde of geit (ree).

Uiterlijk:

Het damhert staat wat formaat betreft tussen ree en edelhert in. De kleur van zijn vacht is oorspronkelijk roodbruin, zwart of gevlekt, maar er komen (ook binnen één roedel) veel kleurvarianten en zelfs effen zwart en geheel witte exemplaren voor. Bovendien heeft het damhert een zomervacht en wintervacht die qua kleur van elkaar verschillen. De wintervacht is meestal grijs-beige en vertoont enkele lichtere vlekken, de zomervacht die na een verharingsperiode van circa 40 dagen verschijnt is kastanjebruin met soms witte vlekken. Bij alle dieren loopt een donkere aalstreep vanaf de staartwortel over het laatste deel van de rug. Het achterwerk, ook wel spiegel genoemd, is vaak wit (niet altijd) met een zwarte middenstreep en aan de bovenzijde zwart omrand.

Zijn staart is opvallend lang met aan de bovenzijde een donkere lengtestreep. Hij heeft donkere ogen, grote oren die duidelijk aan de zijkant van de kop uitsteken. Zijn snuit is spits met een zwarte neusspiegel en duidelijk zichtbare neusgaten. De witte vlek op de onderlip (zoals bij ree en hert) ontbreekt.

Volwassen mannetjes hebben een opvallende adamsappel en een schoffelvormig gewei. Het formaat van het gewei hangt sterk af van erfelijke eigenschappen, leeftijd en conditie. Hierdoor varieert zelfs bij herten van dezelfde leeftijd het gewei in vorm en grootte. In het tweede jaar is het gewei spiesvormig en vanaf het derde jaar ontwikkelen zich zijtakken en wordt het gewei handvormig. Een geweistang (1 zijde van het gewei) kan circa 50 cm lang worden. Als een damhert 8-12 jaar is, heeft het gewei zijn maximale grootte bereikt en op latere leeftijd wordt het weer kleiner . Het gewei wordt elk jaar weer in april of mei afgeworpen, waarna het gelijk weer begint aan te groeien. Het gewei is eerst bedekt door de basthuid, een dunne laag vaten met huid . Die basthuid wordt in augustus en september afgeschuurd, waarna het bekende hoornige gewei bloot komt te liggen.

Afmetingen

Lengte kop-romp: mannetjes: 130-170cm en vrouwtjes: 110-140cm
Schofthoogte: mannetjes: 85-95cm en vrouwtjes: 75-90cm
Lengte staart: 15-20cm
Gewicht: mannetjes: 50-100kg en vrouwtjes: 35-55kg
Gewei: per stang tot 50cm lang

Geluid

Het damhert is meestal zwijgzaam. Een kalfje en zijn moeder maken blatende geluiden naar elkaar. Bij gevaar laat een hinde korte, heftige blafjes horen en bij pijn slaken damherten een langgerekt geblaat. In de bronsttijd maken mannetjes luide, boerende en knorrende roepen en hindes ’miauwen’ tijdens de bronst.

Leefwijze en voedsel

Het damhert kan goed zwemmen en springen en verplaatst zich met sprongen tot 2,5m ver en 2 meter hoog. Het reukvermogen, gezichtsvermogen en gehoor van het damhert zijn uitstekend. Een hert dat gevaar ruikt, licht zijn staart op om zo de andere te waarschuwen.

Damherten leven in roedels. Het damhert eet uitsluitend plantaardig voedsel. Het voedt zich met grassen, biezen en kruiden, aangevuld met jonge (boom)bladeren, dennen- en sparrennaalden, bessen, eikels, beukennoten, granen, wortelen en ‘s winters schors, hulst en heide.

Voortplanting en leeftijd

De voortplantingsperiode (ook wel bronsttijd genoemd) duurt van de tweede helft van oktober tot begin november. Voorafgaand aan deze periode gaan de mannetjes gevechten aan voor een bronstplaats. Meestal zijn dit schijngevechten, maar echte gevechten komen voor. Er vallen zelden doden. De veroverde bronstplaats (of ‘lek’) wordt gemarkeerd door langs de bomen te schuren. Met de hoeven krabt het mannetje een ondiepe kuil in de grond, die hij besproeit met urine en sperma waarin hij zichzelf wentelt. Hiermee en met luide brullen lokt het mannetje de hindes.

In mei tot juli, na een draagtijd van 230 dagen, wordt één kalf (zelden twee) geboren. Het kalf weegt ongeveer 4,5 kg en heeft hetzelfde kleurenpatroon als volwassen dieren. Het kalf houdt zich de eerste weken verscholen in de vegetatie, maar het kan zijn moeder al volgen. Na twaalf weken trekt het grazend met de moeder mee maar wordt af en toe nog gezoogd. Na 5 tot 10 maanden wordt het jong gespeend.
Vrouwtjes zijn na zestien maanden geslachtsrijp, mannetjes na 7-14 maanden. Jonge mannetjes hebben weinig kans zich voort te planten, aangezien ze nog niet sterk genoeg zijn om een lek te veroveren. Een hinde kan 16 jaar oud worden, een hert 8 tot 10 jaar. In gevangenschap zelfs twintig jaar

Uitwerpselen

Uitwerpselen van het damhert zijn circa 15 mm lang en bij een mannetje 10 mm in doorsnede, bij een vrouwtje 8 mm in doorsnede. Ze zijn donkergroen, bruin of zwart en eikelvormig. Het formaat is iets kleiner dan van een edelhert.

Loopsporen

Pootafdrukken van een mannetje zijn 5 cm breed en 8 cm lang. Die van een vrouwtje 3,5-4 cm breed en 5-6 cm lang. De pootafdrukken zijn aan de bovenzijde smaller dan aan de onderzijde en met spitse hoefpunten. Ze zijn gemakkelijk te verwarren met pootafdrukken van andere hoefdieren, hoewel smaller dan edelhert. De afstand tussen de pootafdrukken is in stap 60 cm en in galop 150-200 cm tot 250 bij een mannetje.

Translate »